Waar is de geboren Koning...? - Corry B. Brauckman

Title
Ga naar de inhoud

Kerstviering

                                                                                                                  
 Titel: Waar is de geboren KONING…?
                                              (naar Matteüs 2:2a)
                  © Tekst:  Corry B. Brauckman

 Schriftlezing: NBG '51


K E R ST V I E R I N G

Stem:
Kerstfeest! Een heidensfeest?! Wie dit zegt, heeft gelijk, als we denken aan het feest van de Zonnewende, 17 - 21 december. De dagen worden langer, het licht keert terug en wordt begroet. De zonnegod Sol Invictus, de onoverwinnelijke zon, werd tot 27 februari 390 vereerd. (*1)
Kerstfeest! Een heidensfeest?! Wie dit zegt heeft gelijk, als we zien hoe de wereld het Kerstfeest viert zonder de Here Jezus met licht, kunstlicht, dat na een bepaalde tijd dooft.
Toch heeft niet de mens (mensheid) het eerste en het laatste woord; maar… de Here God!

Zingen:
God heeft het eerste Woord.
Hij heeft in den beginne
het licht doen overwinnen.
Hij spreekt nog altijd voort.

God heeft het laatste Woord.
Wat Hij van oudsher zeide
wordt aan het eind der tijden
in heel Zijn rijk gehoord.
Liedboek van 1973, Lied 1:1 en 3
Liederen voor de Gemeentezang, Lied 241:1 en 3

Schriftlezing: Genesis 1:3-5
En God zei: Er is licht; en er was licht.
En God zag, dat het licht goed was, en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis.
En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest; de eerste dag.

Stem:
De Here God schiep ook de dragers van het licht.

Schriftlezing: Genesis 1:14 en 16
En God zei: Dat er lichten zijn aan het uitspansel van de hemel (heelal, universum) om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren.
En God maakte de beide grote lichten, het grootste licht tot heerschappij over de dag, en het kleinere licht tot heerschappij over de nacht, benevens de sterren.

Zingen:
Duizend lichten, duizend kleuren
zijn de weerglans van Uw pracht;
daarmee wilt U mensen beuren
uit hun zorgen, uit hun nacht.
Op een zee van licht en zangen
voert U ons tot U omhoog.
U, Heer, bent ons hoogst verlangen;
doof niet voor Uw licht ons oog!
Joh. de Heer, Lied 287:3
Liederen voor de Gemeentezang, Lied 245:3

Stem:
De maan zelf geeft geen licht. Als bijplaneet of wachter van de aarde beweegt zij zich in een baan rond de aarde.
Het is de zon - de aarde draait om de zon heen, zoals Galilei in het jaar 1624, in navolging van  Copernicus en eeuwen daarvoor Aristarchus van Samos, leerde - die de maan verlicht. De maan kaatst het licht van de zon terug (reflecteert) naar de aarde. Draaiend rond de aarde zijn opéénvolgende fasen van de maan zichtbaar, die door de zon wordt beschenen (*2).

Stem:
Aan het heidense feest van de Zonnewende werd in de 4e eeuw een belangrijk christelijk element toegevoegd: het Kerstfeest. Mogelijk doordat de Here Jezus heeft gezegd: ‘Ik ben het licht der wereld’ (Johannes 8:12).
Het woord ‘kerst’ is de Germaanse vorm van Christus (Grieks: Gezalfde). Kerstfeest is Christusfeest. Ofwel: Het feest van de geboorte van het Kindje Jezus, Zoon van God en Zoon des mensen.

Zingen:
Open nu ook onze ogen
voor het ware vreugdelicht,
opdat wij Uw naam verhogen,
juichend voor Uw aangezicht.
Want in Christus komt U nader
hem, die onder zonden zucht;
ieder wilt U zijn een Vader,
die in Jezus tot U vlucht.
Joh. de Heer, Lied 287:4
Liederen voor de Gemeentezang, Lied 245:4

Gebed:
Vader, dank U wel voor het ware vreugdelicht. Het Licht van het evangelie van de Here Jezus. Dat velen dit Licht mogen zien, ook wij. Want in dit Licht krijgt het leven de glans van ‘eeuwigheidswaarde’.

Zingen:
‘t Licht der wereld is reddend verschenen.
’t Woord dat voor d’eeuwen bij God was, werd vlees.
Christus komt mensen met God weer verenen,
zondaars verlossen van oordeel en vrees.
Hemelen, wilt Uw gezangen ons lenen!
’t Licht dezer wereld is reddend verschenen (2x).
Evangelische Liedbundel, Lied 205:1

Stem:
Niet vergeten mag worden: de geboortedatum van de Here Jezus is niet exact bekend.

Schriftlezing: Galaten 4:4
Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet.

Schriftlezing: Genesis 3:15
En Ik zal vijandschap zetten tussen u (de slang) en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en u zult het de hiel vermorzelen.

Stem:
Hier zegt de levende God satan de oorlog aan. Tevens zijn deze woorden een belofte. De eerste belofte door de Here God in Zijn Woord gegeven; ook wel ‘moeder-belofte’ genoemd. Deze belofte is de sleutel van Gods heilsplan. Alle andere beloften zijn geworteld in deze eerste belofte.
Het werd de droom van menig Joods meisje en vrouw om moeder te mogen worden van de hier door de Here God beloofde Messias. Toch zou het 4000 jaar duren, voordat de belofte van ‘het zaad van de vrouw’ werd vervuld in de geboorte van het Kindje Jezus.
De profeet Jesaja profeteerde 700 jaar voor Zijn geboorte.

Schriftlezing: Jesaja 9:5a
Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder.

Stem:
Wie is ‘ons’…? In de eerste plaats het volk Israël; het heil is uit de Joden (Johannes 4:22b). Vervolgens heel de mensheid. Want met Abraham zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden (Genesis 12:3b, Galaten 3:8). Ofwel: heel persoonlijk: een Kind is u, jou en mij geboren…!
Eveneens profeteerde de profeet Jesaja uit welk geslacht het Kind geboren zou worden.

Schriftlezing: Jesaja 11:1
En er zal een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï (de vader van koning David) en een scheut uit zijn wortelen zal vrucht dragen.

Zingen:
Een roze, fris ontloken,
uit tere wortel kwam,
want d’oudheid had gesproken:
‘Zij bloeit uit Isaï’s stam.’
Die heeft een bloem gebracht
al in de koude winter
te midden van de nacht.

Die bloem, zo klein en teder,
met hare geur zo zoet,
brengt ons de zonne weder,
die ’t duister wijken doet.
O Jezus, mens en God,
bij U is wel geborgen
ons aards en eeuwig lot.
Herv. Bundel van 1938, Gezang 17:1 en 3

Gebed
Vader vergeef ons wanneer wij twijfelen aan Uw Woord. Twijfel maakt niet gelukkig, maar ongelukkig. Het neemt de kracht van het geloof weg en brengt ongeloof met zich mee, waardoor we ziende blind worden. Terwijl Uw Woord betrouwbaar is. U waakt over Uw Woord (Jeremia 1:12) en brengt het in vervulling op Uw tijd en wijze.

Schriftlezing: Lucas 2:1-3
En het geschiedde in die dagen, dat er een bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het hele rijk moest worden ingeschreven.
Deze inschrijving had voor het eerst plaats, toen Quirinius het bewind over Syrië voerde.
En zij gingen allen op reis om zich te laten inschrijven (registreren), ieder naar zijn eigen stad.

Stem:
Keizer Augustus! De eerste Romeinse keizer (caesar) regeerde 45 jaar, van 31 voor Christus tot 14 na Christus.
In het jaar 27 voor Christus werd Octavianus - achterneef en bij testament wettelijke opvolger van Julius Caesar - door de Senaat, het hoogste orgaan van de oude Romeinen, de eretitel ‘Augustus’ gegeven; de verhevene, de aanbiddelijke. De 8ste maand van onze (Romeinse) kalender, de maand augustus, is naar deze keizer genoemd.
Lepidus bekleedde het ambt van hogepriester van de Romeinse staatsgodsdienst (pontifex maximus). Na zijn overlijden (12 voor Christus) werd keizer Augustus hogepriester van de Romeinse staatsgodsdienst.
De Senaat had Julius Caesar goddelijk verklaard. Keizer Augustus, achterneef en wettelijke opvolger van Julius Caesar, werd gezien als ‘zoon van god’.
Keizer Augustus werd ‘vredevorst genoemd. In het grote Romeinse rijk bracht hij vrede. Hij was er niet op uit om nog meer landen met geweld aan het Romeinse rijk toe te voegen. Hij maakte een einde aan de burgeroorlogen, piraterij en struikroverij. Onder zijn heerschappij brak een periode van rust en vrede aan. De Pax Romana, Romeinse vrede, die ruim 200 jaar zou duren.
Men noemde hem ook ‘soter’, heiland, zaligmaker.
Keizer Augustus: de verhevene, de aanbiddelijke, hogepriester, zoon van god, vredevorst, heiland en zaligmaker, zó werd hij vereerd. En de Here God…?

Zingen:
De Heer is God en niemand meer:
verheerlijkt Hem, u vromen!
Wie is als aller scheps’len Heer
zo heerlijk, zo volkomen?
De Heer is groot, Zijn naam is groot,
de luister Zijner deugden groot,
oneindig groot Zijn wezen.
Herv. Bundel van 1938, Gezang 138:1
Joh. de Heer, Lied 937:1

Stem:
Vanuit de hemel lacht de Here God om de grootheidswaan van mensen. In de dagen van keizer Augustus stuurde Hij een belangrijke engel naar de aarde. Het was engel Gabriël; hij staat voor Gods aangezicht (Lucas 1:19). Hij werd gezonden naar Nazaret, naar een Joods meisje, de maagd Maria. Binnen niet al te lange tijd zou zij gaan trouwen met Jozef (Lucas 1:27).
Plotseling stond engel Gabriël bij haar. Wie zou dan niet schrikken? De verschijning van een engel betekent immers een boodschap van de Here God…! Hoor! De engel sprak:

Schriftlezing: Lucas 1:28
Wees gegroet, u begenadigde, de Here is met u.

Stem:
Opmerkelijk: Engel Gabriël noemde Maria bij zijn groet niet bij haar naam, maar bij haar door de Here God ontvangen titel: ‘begenadigde!’
Maria ontroerde… en overlegde bij zichzelf wat de betekenis van die groet zou kunnen zijn.
Hoor! Nu noemde de engel wel haar naam.

Schriftlezing: Lucas 1:30 en 31
Wees niet bevreesd, Maria; want u hebt genade gevonden bij God.
En zie, u zult zwanger worden en een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven. (Jezus, Hebreeuws: Jehosjua, betekent: Hij Die redt.)

Zingen:
Heerlijk is Uw naam,
heerlijk is Uw naam.
Hoog verheven en vol van kracht,
heerlijk is Uw naam.
Jezus, Jezus, heerlijk is Uw naam.
Joh. de Heer, Lied 980:1
Liederen voor de Gemeentezang, Lied 336:1

Schriftlezing: Lucas 1:32a
Engel Gabriël vervolgde:
Deze zal groot zijn en Zoon des Allerhoogsten genoemd worden.

Stem:
Zijn grootheid is verheven boven de mens, die toch de kroon van Gods schepping is. (Psalm 8:6).
Engel Gabriël vertelde dat Hij niet alleen in naam groot zal zijn, maar ook daadwerkelijk.

Schriftlezing: Lucas 1:32b en 33
De Here God zal Hem de troon van Zijn vader David geven,
en Hij zal als Koning over het huis van Jakob (Israël) heersen tot in eeuwigheid, en Zijn koningschap zal geen einde nemen.

Stem:
Hij zal voor eeuwig Koning zijn! Niet alleen over Israël, maar over alle volken (Jesaja 49:6, Zacharia 14:9, Openbaring 11:15).

Zingen:
Jezus, Hij is Koning, (2x)
Koning van het gans heelal.
Ja, diep in mijn hart leeft dit geloof:
Jezus, Hij is Koning!
Joh. de Heer, Lied 71:1
Opwekking: Lied 13:1

Schriftlezing: Lucas 1:34
Maria zei tot de engel: Hoe zal dat geschieden (gebeuren), daar ik geen omgang (seksuele relatie) met een man heb.

Stem:
Werd engel Gabriël boos, nu Maria de boodschap, waarmee de Here God hem naar haar had gezonden, niet geloofde? Legde hij haar een straf op, zoals hij deed bij priester Zacharias?
Nee, toch niet. Priester Zacharias ontving een boodschap van de Here God over een wonder, dat al eerder had plaats gevonden. Maria daarentegen ontving een boodschap van de Here God over een wonder, dat nooit eerder was gebeurd. Haar woorden waren niet vol twijfel, maar eerlijk en nuchter.

Schriftlezing: Lucas 1:35a
Engel Gabriël antwoordde:
De Heilige Geest zal over u komen.

Stem:
De Here God zette hier de door Hemzelf gegeven natuurwet opzij. Zijn scheppingsorde in verband met het verwekken van een mens werd door Hemzelf doorbroken. Maria’s vrouwelijke natuur was zonder man krachteloos. Maar bij het Kind dat zij zal ontvangen, werd de man door de Here God uitgeschakeld. Als maagd zal Maria zwanger worden door de Heilige Geest. Hoe dit plaats zal hebben…?

Schriftlezing: Lucas 1:35
Engel Gabriël vervolgde:
En de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen (bedekken); daarom zal ook het Heilige, Dat verwekt wordt, Gods Zoon genoemd worden.

Stem:
Lucas, arts van beroep (Kolossenzen 4:14), heeft geïnspireerd door de Heilige Geest (2 Petrus 1:21) het wonder van de maagdelijke geboorte - Gods Zoon, van eeuwigheid God, wordt mens (Lucas 1:35, Hebreeën 1:8; 4:14) - behoedzaam, met weinig woorden en in grote fijngevoeligheid weergegeven.
Engel Gabriël gaf Maria ook een teken.

Schriftlezing: Lucas: 1:36 en 37
En zie, Elisabet, uw verwante, is eveneens zwanger van een zoon in haar ouderdom en dit is reeds de zesde maand voor haar, die onvruchtbaar heette.
Want geen Woord, dat van God komt, zal krachteloos wezen.

Gebed:
Vader, U vroeg van Maria geen blind-geloof, maar geloof in Uw Woord en een teken, gesproken door engel Gabriël. Ook nu vraagt U geen blind-geloof, maar geloof dat Uw Woord als fundament heeft; gelijk geschreven staat. Help ons om te geloven en schenk de juiste vertalingen van Uw Woord vanuit de grondtekst? Maar ook dat wij ons geloof niet laten roven (ontnemen) door allerlei wind van leer?

Stem:
En Maria…? Hoe was haar reactie? Moeder worden van het Kindje Jezus, Gods Zoon, ging niet buiten haar lichaam en haar leven om. Eveneens: zou er nog sprake kunnen zijn van een huwelijk met Jozef, met wie ze ondertrouwd was? Hoe zou hij reageren, als hij merkte: Maria is zwanger, maar niet van mij…?!

Schriftlezing: Lucas: 1:38
En Maria zei: Zie, de dienstmaagd des Heren; mij geschiede naar uw Woord.
En de engel ging van haar heen.

Stem:
Wie zou de boodschap van engel Gabriël begrijpen? Zwanger, zonder gemeenschap met een man!
Maria wist: Elisabet! Zij was onvruchtbaar, hoog bejaard (Lucas 1:7) en nu zwanger! ‘Al in de zesde maand!’ had engel Gabriël gezegd.
Met spoed reisde Maria naar het bergland Juda, waar Elisabet en priester Zacharias woonden. In hun woning gekomen beantwoordde Elisabet de groet van Maria met luide stem.

Schriftlezing: naar Lucas 1:42
Gezegend bent u onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.
En waaraan heb ik te danken, dat de moeder van mijn Here (Messias) bij mij op bezoek komt?

Stem:
Hoe wist Elisabet, dat Maria zwanger was? Telefoon, email en al de communicatiemiddelen van de éénentwintigste eeuw kende men in het begin van onze jaartelling niet.
Op deze vraag is maar één antwoord: De Geest van God, de Heilige Geest liet het Elisabet weten.
Hoor! Vervuld van blijdschap sprak Elisabet:

Schriftlezing: Lucas 1:44
Toen het geluid van uw groet in mijn oren klonk, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.

Stem:
Het opspringen van vreugde van het ongeboren leven in Elisabet haar schoot was een groet aan het ongeboren leven in Maria’s schoot. Ofwel: Een groet van vreugde aan Hem, Die Zich in Zijn almacht en grootheid zo klein had gemaakt, dat Hij als een cel in de bloedbaan van Maria was gekomen.
Niet vergeten mag worden: Het ongeboren leven in Elisabets schoot was vervuld met de Heilige Geest (Lucas 1:15b).
Deze gebeurtenis leert ons, dat het ongeboren leven in de moederschoot meer is dan een klomp(je) vlees, maar een klein mensje met een zekere mate van bewustzijn.

Gebed:
Vader, U bent de Gever en Nemer van het leven. Wij verootmoedigen ons diep voor U, wanneer wij ons realiseren, dat in Nederland vanaf 1980 tot heden al meer dan een miljoen keer een abortus heeft plaats gehad. Eerbiedig vragen wij U: ‘Vergeef deze grote schuld?’

Zingen:
O Heer Die onze Vader zijt,
vergeef ons onze schuld.
Wijs ons de weg der zaligheid,
en laat ons hart, door U geleid,
met liefde zijn vervuld.

Dat ons geen drift en pijn verblindt,
geen hartstocht ons verwart.
Maakt U ons rein en welgezind,
en spreek tot ons in vuur en wind,
o stille Stem in ’t hart.
Liederen voor de Gemeentezang, Lied 526:1 en 5
Liedboek van 1973, Lied 463:1 en 5

Stem:
Maria reageerde op de woorden van Elisabet met een lofzang tot eer van de Here God. Deze lofzang wordt genoemd: Magnificat.

Zingen:
Mijn ziel verheft Gods eer;
mijn geest mag blij de Heer
mijn Zaligmaker noemen,
Die in haar lage staat,
Zijn dienstmaagd niet versmaadt,
Maar van Zijn gunst doet roemen.

Hoe heilig is Zijn Naam!
Laat volk bij volk tesaam
barmhartigheid verwachten,
nu Hij de zaligheid
voor wie Hem vreest, bereidt
door al de nageslachten.
Liedboek van 1973, Lied 66: 1 en 3
Joh. de Heer, Lied 530:1 en 3

Stem:
Na drie maanden bij Elisabet en priester Zacharias te zijn geweest, keerde Maria terug naar haar woonplaats Nazaret.

Stem:
De schepping van de Here God was goed, zeer goed (Genesis 1:31); van lijden was geen sprake. Na de zondeval deden zonden, lijden, sterven en dood hun intreden in Gods volmaakte schepping (Rom. 5:12).
Aan de gevolgen van de zondeval ontkomt niemand, ook Maria en Jozef niet.

Stem:
Jozef wist het zeker: Maria was zwanger! Maar zij waren nooit samengekomen in de zin dat zij gemeenschap (seks) hadden gehad.
Eerst twijfelde Jozef, dit kon niet waar zijn…! Zíjn Maria…! Onmogelijk!
Jozef realiseerde zich: Maria was ongeveer drie maanden weggeweest. Ze sprak dat ze bij Elisabet en priester Zacharias was geweest. Ze vertelde ook over hen, maar…?!
Jozef probeerde zijn gedachten ‘een halt’ toe te roepen. Hij verbeeldde het zich, zo was zíjn Maria niet. Zij was hem niet ontrouw geweest.
Elke keer als Jozef Maria ontmoette, wilde hij niet argwanend zijn, maar…!
Het moment kwam dat hij zeker wist: Maria was zwanger! Ze verwachtte een baby’tje, een kindje niet van hem, maar van een ander…!

Stem:
Maria voelde Jozefs indringende blikken op zich gericht. Eerst twijfelend, later vol pijn en verdriet. Wat moest ze doen? Met Jozef praten? Hem zeggen dat het niet waar was, wat hij dacht? Hem vertellen van het bezoek van engel Gabriël…, haar ‘ja-woord’…, verwekt niet door een man, maar uit de Heilige Geest…, het Kindje Jezus…, moeder van Gods Zoon…! Maria kon het niet. Ze zweeg.
Er is een zwijgen uit zwakheid, uit ontzag of vrees voor mensen. Er is ook een zwijgen uit liefde en eerbied voor het Woord van de Here God en elkaar.
Maria was zo kwetsbaar geworden. Als ze het vertelde, wie zou haar geloven? Ze maakte zich geen illusie, ze wist: niemand! Ieder die ervan hoorde, zou het een vrome smoes vinden. Men zou haar van ontrouw beschuldigen.
Maria kon zich niet verdedigen. Diep in zich wist ze: ik hoef mij ook niet te verdedigen; de Here God zal Zijn Zoon en mij beschermen.

Zingen:
Als g’ in nood gezeten,
geen uitkomst ziet,
wil dan nooit vergeten:
God verlaat u niet.
Vrees toch geen nood!
’s Heren trouw is groot,
en op ’t nacht’lijk duister,
volgt het morgenrood.
Schoon stormen woeden,
ducht toch geen kwaad;
God zal u behoeden,
uw toeverlaat.
Joh. de Heer, Lied 7:1

Gebed:
Vader help ons, ook in (het felste) lichamelijk, innerlijk of geestelijk lijden, het oog op U gericht te (blijven) houden. U kent ons en lijdt met ons mee (Jesaja 63:9). Bij U zijn uitkomsten, ook tegen de dood (Psalm 68:21).

Stem:
Niet van mij…! Niet van mij, maar van een ander…! Deze gedachten lieten Jozef niet meer met rust. Ze achtervolgden hem, overal waar hij ging. Wat moest hij doen…? Als vrouw wilde hij Maria niet meer. Maar haar openlijk te schande maken…! Haar publiekelijk terecht laten stellen: de doodstraf door steniging…? Jozef kon het niet.
Als man dacht hij aan Maria’s eer als vrouw. Hij overwoog, om haar niet te schande te maken (opspraak te brengen). Het was beter in stilte van haar te scheiden.
De Bijbel noemt Jozef ‘rechtschapen’ (Matteüs 1:19). Want trouwen met Maria kon hij niet, maar haar laten stenigen evenmin.

Schriftlezing: Matteüs 1:20 en 21
Toen die overweging bij Jozef opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zei: Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw (ondertrouwde) vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de Heilige Geest.
Zij zal een Zoon baren en u zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, Die Zijn volk zal redden, van hun zonden.

Zingen:
Jezus, Naam boven alle namen,
geweldige Redder,
verheerlijkte Heer.
Immanuël, God met ons,
grote Verlosser, het Levende Woord.
Opwekking, Lied 116

Schriftlezing: Matteüs 1:22-24a
Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen de Here door de profeet (Jesaja) gesproken heeft, toen hij zei:
Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam Immanuël geven, hetgeen betekent: God met ons.
Toen Jozef uit zijn slaap ontwaakt was, deed hij, zoals de engel des Heren hem bevolen had.

Zingen:
Immanuël, Immanuël,
Zijn Naam zal zijn Immanuël,
God met ons, getoond aan ons,
Zijn Naam zal zijn, Immanuël.
Opwekking, Lied, 146

Stem:
Niet lang na dit gebeuren, kwam het bevel van keizer Augustus, dat ieder zich moest laten registreren.

Schriftlezing: Lucas 2:4 en 5
Ook Jozef trok op van Galilea, uit de stad Nazaret, naar Judea, naar de stad van David, die Betlehem heet, omdat hij uit het huis en het geslacht van David was,
om zich te laten in schrijven met Maria, zijn ondertrouwde vrouw, welke zwanger was.

Stem:
Keizer Augustus: de verhevene, de aanbiddelijke, hogepriester, zoon van god, vredevorst, heiland en zaligmaker! Hij werd een instrument in Gods hand. Want het Kindje Jezus, Zoon van God en Zoon des mensen moest in Bethlehem geboren worden, gelijk geschreven staat in het profetisch Woord.

Schriftlezing: Micha 5:1
En u, Betlehem Efrata, al bent u klein onder de geslachten van Juda, uit u zal Mij voortkomen die een heersen zal zijn over Israël en wiens oorsprong is van ouds, van de dagen der eeuwigheid.

Stem:
Hoogzwanger en dan een reis van ongeveer 130 km. te voet of ezeltje…! Opnieuw betekende dit voor Maria lijden; nu niet innerlijk, maar lichamelijk.
In deze gebroken wereld ging aan de grote blijdschap - de geboorte van de Redder van de wereld; Hij Die de zonde van de wereld wegneemt (Johannes. 1:29) - lijden vooraf.

Schriftlezing: Lucas 2:6 en 7
En het geschiedde, toen zij (Jozef en Maria) daar (Betlehem) waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zou,
en zij baarde haar eerstgeboren zoon en wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, omdat voor hen geen plaats was in de herberg.

Stem:
Geen slaapplaats voor de nacht…! Moesten Maria en Jozef, toen zij in Betlehem waren - de plaats van hun voorgeslacht, de stad van David (1 Samuël 20:6, Lucas 2:11) - slapen onder de blote hemel? Hadden zij geen dak boven hun hoofd? Ja, toch wel. Iemand wees hun de weg naar een stal (grot). Wie het was: de herbergier…? Een herder…? We weten het niet. In elk geval verbleef de kudde op het veld, zodat de stal (grot) leeg was.
God de Vader liet Zijn Zoon - Hij had van eeuwigheid in de hemel de hoogste plaats bekleed - geboren worden op de laagste plaats van de aarde: een stal (grot).
Niet onderweg naar Betlehem, maar toen zij dáár waren, in Betlehem, in de stal (grot), werd het Kindje Jezus geboren.

Zingen:
Stille nacht, heil’ge nacht!
Davids Zoon, lang verwacht.
Die miljoenen eens zaligen zal,
werd geboren in Betlehems stal,
Hij der schepselen Heer, (2x)

Hulp’loos Kind, heilig Kind,
Dat zo trouw zondaars mint!
Ook voor mij hebt G’ U rijkdom ontzegd,
werd G’ op stro en in doeken gelegd,
leer m’ U danken daarvoor (2x)

Stille nacht, heil’ge nacht!
Vreed’ en heil wordt gebracht
aan een wereld verloren in schuld,
Gods belofte werd heerlijk vervuld.
Amen, Gode zij d’ eer (2x)
Joh. de Heer, Lied 154:1-3
Liedboek van 1973, Lied 143:1-3

Stem:
Hij op Wiens schouder de heerschappij rust, ontving Goddelijke namen: Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst (Jesaja 9:5); Hij is de KONING (Matteüs 2:2a) in Betlehem geboren. Komt! Laten wij in de geest naar Betlehem gaan.

Zingen:
Komt allen tezamen,
jubelend van vreugde:
komt nu, o komt nu naar Betlehem!
Ziet nu de vorst der eng’len hier geboren.
Komt, laten wij aanbidden,
komt, laten wij aanbidden,
komt, laten wij aanbidden die Koning.

De hemelse eng’len
riepen eens de herders,
weg van de kudde naar ’t schamel dak.
Spoeden ook wij ons met eerbied’ge schreden!
Komt, laten wij aanbidden,
Komt, laten wij aanbidden,
komt, laten wij aanbidden die Koning.
Joh. de Heer, Lied 452:1 en 2
Ned. Herv. Bundel van 1938, Lied 18:1 en 2

Stem:
Geboren als koning…?! Dit kan niet. Geen mens wordt als koning geboren, wel als prins.
Het Kindje Jezus is meer dan een mens. Hij is de Zoon van God! De kracht van de Allerhoogste overschaduwde Maria. Het Heilige in haar verwekt is uit de Heilige Geest (Lucas  1:35). Hij is KONING! De aller-uniekste Persoon, Die ooit geboren werd: God en mens verenigd in één Persoon.                              
Om Zijn geboorte bekend te maken, gebruikte God de Vader een engel en een hemelse legermacht.
De geboorteaankondiging had niet in Jeruzalem plaats in een bestuursvergadering van het Sanhedrin; de hoogste, Joodse, rechterlijke en uitvoerende macht. Ook aan hooggeplaatsten, welgestelden en rijken had de geboorteaankondiging niet plaats, maar aan herders.

Stem:
’t Was nacht. In de velden van Betlehem - waar koning David (hij regeerde 1013 - 973 voor Christus) in zijn tienerjaren de schapen van zijn vader Isaï weidde (1 Samuël 17:15, 34-36) en tot eer van de Here God liederen dichtte en zong (Psalm 23) - hadden in het begin van onze jaartelling herders vuren aangelegd.             Plotseling stond niet boven hen, maar bij hen een engel. De heerlijkheid van de Here God, die van de engel straalde, omringde de herders. De transcendente (onzichtbare) wereld van de Here God werd voor hen zichtbaar.

Schriftlezing: Lucas 2:10 en 11
En de engel zei tot hen: Weest niet bevreesd, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die heel het volk zal ten deel vallen:
U is heden de Heiland geboren,
namelijk Christus, de Here, in de stad van David.

Stem:
De engel sprak: ‘U is heden de Heiland (*3) geboren.’‘U’, dat is heel persoonlijk. ‘Heden’, dat was toen, maar ook vandaag. Dat is nu…! In de geboorte van Zijn zoon, het Kindje Jezus, krijgt Gods liefde een gezicht. Hij heeft u, jou en mij lief.

Schriftlezing: Lucas 2:12
De engel vervolgde:
En dit zij u het teken: U zult een kind vinden in doeken gewikkeld en liggende in een kribbe.

Zingen:
In Betlehems stal lag Christus de Heer,
in doeken gehuld, als Kindje terneer.
Voor Hem was geen plaats meer in herberg of huis;
Zijn wieg was een kribbe, Zijn troon was een kruis.

Zo arm werd de Heer, der engelen Heer,
Die zondaren mint, zo nameloos teer;
Die hun wil vergeven, hoe veel het ook zij;
zo arm werd de Heiland voor u en voor mij.
Joh. de Heer, Lied 613:1 en 2
Evangelische Liedbundel, Lied 103:1 en 3

Schriftlezing: Lucas 2:13 en 14
En plotseling was er bij de engel een grote hemels legermacht, die God loofde, zeggende:
           Ere zij God in de hoge, en vrede op aarde bij mensen van het welbehagen.

Zingen:
Eer zij God in onze dagen,
eer zij God in deze tijd.
Mensen van het welbehagen,
roept op aarde vrede uit.
Gloria in excelsis Deo (2x).

Eer zij God Die onze Vader
en Die onze Koning is.
Eer zij God Die op de aarde
naar ons toegekomen is.
Gloria in excelsis Deo (2x).
Liedboek , Lied 134:1 en 2
Liederen voor de Gemeentezang, Lied 177:1 en 2

Schriftlezing: Lucas 2:15 en 16
En het geschiedde, toen de engelen van hen heengevaren waren naar de hemel, dat de herders tot elkaar spraken: Laten wij dan naar Betlehem gaan om te zien hetgeen geschied is en ons door de Here is bekendgemaakt.
En zij gingen haastig en vonden Maria en Jozef, en het Kind liggende in de kribbe.

Stem:
De eenvoud en de armoede die de herders zagen, verbaasden zij zich erover? Deinsden zij ervoor terug? Bovendien was er aan het Kindje in de kribbe (voerbak voor dieren) uiterlijk niets bijzonders te zien; geen uitwendige schoonheid. Kwam er in hun harten ruimte voor ongeloof?
Nee…! Nadat ze het Kindje gezien hadden, vertelden ze over de engel, die opeens bij hen stond terwijl zij de wacht bij hun kudde hielden, zijn boodschap, gevolgd door een grote hemelse legermacht van engelen en hun lofprijzing.

Stem:
Voor het Kindje Jezus geen koninklijk paleis! Geen koninklijk wiegje met zachte zijden lakentjes en donzen dekentjes. Voor Hem ook geen huis, maar een verblijfplaats bestemd voor vee en een harde houten kribbe (voerbak voor dieren) als wieg, gevuld met stro!
Uitwendig mocht niets Hem onderscheiden van andere pasgeboren baby’tjes. Al Zijn Godheid had Hij afgelegd (Filippenzen 2:7).

Zingen:
Er is een Kindeke geboren op d’aard, (2x)
’t kwam op de aarde voor ons allemaal. (2x)

’t Kwam op de aarde en het had er geen huis; (2x)
’t kwam op de aarde en het droeg al zijn kruis. (2x)

Er is een Kindeke geboren in ’t strooi; (2x)
’t lag in een kribbe bedekt met wat hoor. (2x)
Joh. de Heer, Lied 488:1-3
Liederen voor de Gemeentezang, Lied 192:1-3

Stem:
Kerstfeest begint niet met aardse grootheid, een koninklijk paleis en het stralende licht van de dag.
Kerstfeest begint met de duisternis van de nacht. Het Kindje Jezus werd geboren in de nacht, om te komen in de nacht van ons menselijk bestaan, waar gebrokenheid, zonde, dood en verderf heerst.
Kerstfeest begint in een stal (grot). In een koninklijk paleis kan niet iedereen komen. Er moet audiëntie worden aangevraagd. Er is een wachtlijst. Een stal kent geen hoge drempels.
In de stal van Betlehem, bij het Kindje Jezus, is iedereen dag en nacht welkom. Of men nu hooggeplaatst, eenvoudig, rijk, arm, ziek, gezond, jong of oud is…! Het maakt voor Hem weinig uit. Bij Hem gaat het om ons hart…!

Stem:
Kerstfeest begint niet zomaar in een stal voor dieren. Want ook ons hart lijkt soms of vaak op een stal, een beestenstal. Wat huist en leeft er niet in ons hart…?!
Boosaardige gedachten, roddelen, liegen, stelen, bitterheid, vloeken, seksueel wangedrag, echtbreuk, moord, etc. Het komt allemaal voort uit ons hart
(Matteüs 15:19).
In de stal van ons hart wil het Kindje Jezus geboren worden. Niet om het een beestenstal te laten blijven. Een koninklijk paleis wil Hij ervan maken…!

Stem:
Een kindje, een baby’tje, ontwapent mensen (van kritiek, eerzucht, hoogmoed, etc.), draagt geen masker en roept gevoelens op van zachtheid, tederheid en liefde. Een kind heeft toekomst. Hoeveel te meer het Kindje Jezus! Bij Hem - Zoon van God en Zoon des mensen - kan en mag iedereen komen,
niemand uitgezonderd. Bij Hem (Johannes 14:6) is eeuwig leven in eeuwige heerlijkheid door vergeving van zonden. Ofwel: indien wij Hem eerlijk en oprecht onze zonden belijden (1 Johannes 1:7 en 9), schenkt Hij vergeving en wacht ons een toekomst in niet te beschrijven eeuwige heerlijkheid.
Het Kindje Jezus werd geboren in de nacht. En in uw (jouw) hart…? Is Hij daar al geboren…?

Gebed:
Vader als volwassenen willen we klein en verheugd zijn om U als een blij kind te danken, te loven en te prijzen, voor het wonder waar ons volwassen verstand en hart te klein voor zijn: De geboorte van Uw Zoon, het Kindje Jezus, voor een gebroken wereld, verloren in schuld (Johannes 3:16); geboren ook voor ons, voor mij!

Zingen:
Ik buig mij voor Uw kribbe neer,
O Jezus, U, mijn Leven;
ik nader U en breng U weer
wat U mij hebt gegeven.
Heer, neem mijn leven, zin en hart,
neemt’t alles aan, hoe ook verward;
wil mijn Verlosser wezen!

O Kindje klein, o Koning groot,
één ding wil ik U vragen:
dat ik U immer, tot de dood,
mag in mijn harte dragen.
Laat mij, o Heer, Uw kribbe zijn,
verlicht mijn hart en maak het rein;
geef mij Uw eeuw’ge vreugde!
Liederen voor de Gemeentezang, Lied 163:1 en 4

Stem:
Waar is de geboren KONING…? De kerkvader Augustinus sprak: ‘Zingen is twee keer bidden.’ Wie het laatste lied met een waarachtig hart heeft gezongen, mag als hij/zij twijfelt zeker weten:
    De geboren KONING woont in mijn hart! (Johannes 14:17b) Hij is/werd ook in mijn hart geboren!
                  Ik ben een koninklijk kind, door God de Vader bemint.

Stem:
De Here Jezus - geboren en gestorven als KONING (Johannes 19:19) - zal wederkomen op de wolken van de hemel in grote majesteit en heerlijkheid (Matteüs 24:30). Hij is de Koning der koningen (Openbaring 19:16). Hem willen wij eren met de woorden, die de herders hoorden van de engelen in de velden van Betlehem.

Zingen:
Ere zij God! Ere zij God in de hoge,
in de hoge, in de hoge.
Vrede op aarde, vrede op aarde,
in de mensen een welbehagen.
Ere zij God in de hoge,
Ere zij God in de hoge.
Vrede op aarde (4x),
in de mensen, in de mensen een welbehagen,
in de mensen een welbehagen, een welbehagen.
Ere zij God! Ere zij God in de hoge,
in de hoge, in de hoge.
Vrede op aarde, vrede op aarde,
in de mensen een welbehagen.
Amen, amen.
Joh. de Heer, Lied 48
Liederen voor de Gemeentezang, Lied 165                                                                                                                             
P a u z e

Stem:
Waar is de geboren KONING…? In uw/jouw hart…? Heeft u/jij Hem nog niet binnengelaten in uw/jouw hart? (Romeinen 8:9b) Zie…! Hoor…!

Schriftlezing: Openbaring 3:20 en 21
Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Indien iemand naar Mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.
Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op Zijn troon.

Zingen:
‘k Ben een koninklijk kind,
door de Vader bemind,
en ‘k zal wonen in ’s Konings paleis.
In die stad nooit aanschouwd,
met straten van goud:
glorievol als een schoon paradijs.
Refrein: ’k Ben een koninklijk kind
              door de Vader bemind
              en Zijn oog rust zo teder op mij!
               Als de daag’raad straks gloort,
              de bazuin wordt gehoord,
               roept Hij mij om te staan aan Zijn zij!

‘Ben een koninklijk kind,
niet slechts diensknecht of vrind,
’k ben gekocht met het Bloed van mijn Heer!
En dat Bloed geeft mij recht,
meer te zijn dan een knecht,
‘k ben Gods kind, dat verblijdt mij zo zeer.
Refrein:

‘k Ben een koninklijk kind,
dat zijn vreugd daar in vindt,
God te loven met juub’lende stem!
Tot ik sta voor de poort,
van het hemelse oord,
waar ik zal zijn voor eeuwig met Hem!
Refrein:
Joh. de Heer, Lied 60

Dankgebed (door iemand van de aanwezigen)

Een blij, gezegend Kerstfeest!

Noten
(*1) De zonnegod Sol Invictus werd tot het decreet van de Romeinse keizer Flavius Theodosius (27 februari 390) vereerd. Theodosius maakte het        christendom tot staatsreligie.
(*2) De opeenvolgende fasen, waarop de maan zichtbaar is: nieuwe maan (als de maan onzichtbaar is), eerste kwartier, halve maan, wassende maan,         volle maan, afnemende maan, halve maan en laatste  kwartier.
(*3) Heiland betekent: Heelmeester, Geneesheer, Redder, Verlosser.

Reageren of de liturgie downloaden? Zie ‘contact’.


Terug naar de inhoud