Paasverhaal : De stille trompetten - Corry B. Brauckman

Title
Ga naar de inhoud

De stille trompetten

Klokken beieren; hun geluid klinkt zwaar en somber. De klokken vertellen: Leven is lijden…, leven geeft verdriet…, leven brengt de dood! Mensen sluiten zich aan bij een stoet; een lange droevige stoet. Ze zijn op weg naar het graf.
Aan de kant van de weg staat een jonge vrouw. Ze ziet de lange droevige stoet voorbij gaan. Haar hart huilt. Huilt om het verdriet van die mensen. Maar ook om die diepe pijn in haar eigen hart. Haar lieve kleine jongen…!
Ze loopt naar de droevige stoet.

Het geluid van de beierende klokken wordt doorbroken. Aan het eind van de straat speelt vrolijk een draaiorgel. Het draaiorgel vertelt over het leven: leven is dansen..., leven is plezier…, vier het leven!
Abrupt is het stil. De klokken zwijgen, het draaiorgel zwijgt. De stilte doet ook de jonge vrouw stilstaan. In wat voor wereld leeft zij? Het leven op weg naar het graf?
De jonge vrouw verlaat de droevige stoet en loopt naar een bankje onder een paar bomen. Tussen andere bloemetjes bloeien wat narcissen.
‘Mama, allemaal trompetten’, hoort ze plotseling in gedachten haar kleine lieve jongen zeggen. ‘Goed luisteren, mama. Hoort u hun muziek?’
Narcissen! Trompetten! Stille trompetten, denkt de jonge vrouw. Toen hoorde ik hun muziek en stille woorden. Woorden van nieuw leven, liefde en harmonie. Toen, maar nu…? Ze wil opstaan en zich weer aansluiten bij de droevige stoet op weg naar het graf. Maar ze barst in tranen uit. Ze huilt om haar kleine lieve jongen…

Een al wat oudere man met een gieter in zijn hand ziet een jonge vrouw op het bankje zitten. Dichterbij gekomen hoort haar huilen.
‘Mag ik even bij u komen zitten?’ Na een korte stilte zegt hij: ‘Ik woon hier vlakbij, in dat huis met die grote tuin. Ik ben tuinman. Ik zorg voor de bloemen en geef ze water. Die bloemen daar, hij wijst naar de narcissen, bloeien anders zo kort. Veel te snel moeten we dan weer een jaar op ze wachten.’
De tuinman ziet: de jonge vrouw huilt niet meer. Ze luistert.

‘Narcissen’, zegt hij. ‘Het zijn stille trompetten! Kent u hun verhaal? Ze vertellen van een Man. Op een nacht werd Hij verraden. Een vriend, die dagelijks aan Zijn tafel at, verraadde Hem. Ach, zoveel mensen worden verraden.
Ze boeiden die Man. Ze namen Hem gevangen. Ze sloegen, bespotten en maakten Hem belachelijk.
Hij stond drie keer te recht voor een rechtbank. Vele valse beschuldigen werden tegen Hem geuit.
Hij kreeg de doodstraf, maar eerst martelden zij Hem, onmenselijk. Hij werd gegeseld.
Ze kruisigden Hem. Na drie uur kruislijden werd het donker. Drie uur van duisternis was over het land. Een zichtbaar teken. God, Zijn Vader, had Hem verlaten.
Toen het weer licht werd, gaf Hij de geest en stierf.’
De tuinman zucht. ‘Ieder mens moet, vroeg of laat, sterven. Het is door de zondeval van Adam. Zonde en dood deden toen hun intrede in Gods volmaakte schepping. De mens kreeg een zondenatuur en werd een sterfelijk wezen.
Zoals de Here God de mens oorspronkelijk heeft bedoeld, zonder zonde, is de Man Die stierf aan het kruis. Onbegrijpelijk, maar Hij, Zoon van God en Zoon van mensen, stierf als de Zondeloze voor zondaren. Wie kan dat begrijpen? Wie kan zoveel liefde bevatten?
Op aarde leed Hij lichamelijk, innerlijk en geestelijk. Wie kan de pijn, het lijden en het verdriet van mensen beter begrijpen en helpen dragen, dan Hij? Hij lijdt bewogen mee. Niemand kan troosten, zoals Hij.’
Wijzend naar de bloemen, vervolgt de tuinman: ‘Die narcissen, ook al geef ik ze elke dag wat water, sterven. Maar elk jaar zijn ze er weer in de lente. Opnieuw horen zij, die luisteren, hun muziek en stille woorden. Woorden van ‘leven na de dood.’ Woorden tot eer van Hem, Die dood geweest is en leeft! Woorden van leven na de dood bij Hem, Gods geliefde Zoon.’

De tuinman vertelt verder: ‘Na drie dagen stond Hij op uit de dood. Hij leeft! De dood kon Hem, de Zondeloze, niet langer vasthouden. De dood is een overwonnen vijand. De sleutels van de dood en het dodenrijk zijn nu veilig in de Handen van Hem, Die dood geweest is en leeft.
De klokken blijven nog beieren. En de draaiorgels blijven nog spelen. Maar Hij, de Here Jezus, leeft! De lichamelijke dood - door de Here Jezus van zijn kracht beroofd - geeft nu de toegang tot het eeuwige leven.’
De tuinman haalt uit zijn broekzak een Bijbeltje. Hardop leest hij:
‘Ik ben de opstanding en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven ook al is hij gestorven.
En een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven. Gelooft u dat?’

De jonge vrouw! Vaak denkt ze aan de tuinman, die naast haar kwam zitten. Aan zijn woorden en de narcissen! De stille trompetten! Elk jaar luistert, hoort en geniet ze van hun muziek en woorden. Stille woorden, die voor haar mooier en dieper zijn, dan in de tijd van haar kleine lieve jongen. Het zijn stille woorden van eeuwig leven, eeuwige liefde en eeuwige harmonie.
En u/jij? Luister, hoor en geniet u/jij ook van de muziek en woorden van de stille trompetten? Het zijn woorden over en van de Here Jezus. In de Bijbel kunt u/jij ze lezen.

Terug naar de inhoud