Sjawoe’ot 5783 - Het Wekenfeest
van ’s avonds 25 siewan (mei) tot ’s avonds 27 siewan (mei) 5783
Pelgrimsfeest
Een ander accent
Inleiding
Het Wekenfeest wordt ook genoemd: ‘oogstfeest’, ‘de dag van de eerstelingen’ (van de oogst) en het ‘Joodse Pinksterfeest’ (Handelingen 2:1). Het is een Pelgrimsfeest van één dag, waarop niet wordt gewerkt (Numeri 28:26). Buiten Israël wordt aan dit feest een dag extra toegevoegd.
Het wordt gevierd in de maand siewan (mei/juni)
De Naam
De naam van het Wekenfeest wordt niet bepaald door het feest, maar door de tijd die ligt tussen het Pesachfeest en het Wekenfeest. Sjavoe’ot (Hebreeuws) betekent ‘weken!’
Op de 2e dag van het Pesachfeest begint de telling voor het volgende feest. Zeven weken moeten er liggen tussen de 2e dag van het Pesachfeest en het Wekenfeest (Leviticus 23:15 en 16). Op de dag nadat de zeven weken zijn geteld, de 50ste dag, is het Wekenfeest. In deze periode van vijftig dagen wordt iedere dag geteld. Deze telling wordt ‘omertelling’ genoemd. Een omer is een schoof (garve).
Het Wekenfeest tot de verwoesting van de 2e Tempel te Jeruzalem
Evenals het Pesachfeest is het Wekenfeest een landbouwfeest, waarbij het gaat om de ‘eerste’ opbrengst. Bij het Pesachfeest ging het om de eerstelingen van de gerst; bij het Wekenfeest om de eerstelingen van de tarwe en de vruchten (Exodus 23:16).
Twee tiende efa meel (ongeveer zeven pond) werd van het eerste tarwegraan genomen, waarvan twee broden werden gebakken. Heel opmerkelijk: het deeg mocht niet ongezuurd zijn, maar met gist doortrokken en gerezen.
De pelgrim ging met zijn twee broden - in zijn eigen woonplaats gebakken van het nieuwe tarwegraan - en met in een mand de eerstelingen van zijn vruchten naar de Tempel te Jeruzalem (Deuteronomium 26:1-20). De broden werden door de priester niet op het brandofferaltaar geofferd; ze waren gezuurd. Alles wat deed gisten mocht niet op het brandofferaltaar komen.
Evenals bij de twee eerste schoven gerst, bewoog de priester de twee broden, als beweegoffer, plechtig heen en weer voor het aangezicht van de Here God. Op deze wijze werd de Here God dank en eer gebracht. Want hoe goed de mens ook zorg draagt voor de gewassen, vrucht laten dragen kan alleen de levende God.
Aan het eind van dit feest herinnerde een mitzwa alle eigenaren van land: de randen van hun velden niet te maaien. Eveneens de korenaren, die waren blijven liggen of gevallen, niet op te rapen. Dit graan was bestemd voor de armen, onder wie wezen, weduwen en vreemdelingen (Leviticus 23:22, 19:9).
Hierin zien we het hart en de zorg van de levende God voor sociaal zwakken. Wel moesten ze hun handen uit de mouwen steken en naar de velden gaan om het graan achter de maaiers en arbeid(st)ers op te rapen (na te lezen). Met andere woorden: de sociaal zwakken genoten de bescherming van de Thora. In onze geseculariseerde tijd zou men zeggen: een sociale voorziening, die werd genoemd: ‘het nalezen van de oogst’.
Een ander accent
Na de verwoesting van de Tempel en de diaspora (verstrooiing onder de volken) verschoof het accent als landbouwfeest. Het kwam te liggen bij de openbaring van de levende God op de Sinaï en het ontvangen van de wetgeving, de Tien Woorden.
Deze vond plaats in het begin van de 3e maand na de uittocht uit Egypte (Exodus 19:1-3). Niet de Thora, maar de traditie leert: de openbaring van de God van Israël op de Sinaï en het ontvangen van de Tien Woorden had plaats op het Wekenfeest. Op deze dag wordt herdacht en gevierd, dat het volk, na zich twee dagen te hebben voorbereid, bij het aanbreken van de derde dag felle bliksemflitsen en zware donderslagen boven de berg Sinaï zag en hoorde…
De bliksem en de donderslagen waren zo hevig, dat het volk Israël beefde van angst. Niettemin leidde de profeet Mozes, bij het geluid van een zeer sterk en langgerekt bazuingeschal, het volk naar de voet van de berg Sinaï. Deze had hij geheel laten omheinen voor het geval iemand de berg zou aanraken. De Here God had tevoren gewaarschuwd: “Wie de berg aanraakt of beklimt, mens of dier, zal met de dood worden gestraft” (Exodus 19:12-13).
Rook en vuur
Toen de Here God in het vuur op de bergtop neerdaalde, stond de berg Sinaï geheel in rook. De rook van het vuur, die omhoog steeg als de rook van een oven, was de omhulling waarmee de Here God omgeven was. Niemand kan de levende God zien en in leven blijven (Exodus 33:20). De verschijning van de Here God was zo ontzagwekkend, dat niet alleen het volk Israël, maar ook de berg Sinaï zeer beefde.
Boven het geluid van de zware donder en het zeer sterke bazuingeschal uit, klonk de stem van de Here God. Hij riep de profeet Mozes om de bergtop te beklimmen. Daar kreeg hij nogmaals de opdracht het volk voor te bereiden op de openbaring van de Here God. Opnieuw waarschuwde Hij, dat niemand de berg mocht aanraken noch beklimmen om een glimp van de Here God op te vangen. Wie dit deed, zou sterven…
Nadat de profeet Mozes de berg was afgedaald en met het volk gesproken had (Exodus 19:16-25), klonk de stem van de Here God luid boven de zware donder en het bazuingeschal uit. Hij herinnerde het volk er eerst aan Wie Hij is, met de woorden: “Ik ben de HERE, uw God, Die u uit het land Egypte, uit het diensthuis, geleid heb.” Vervolgens sprak Hij de Tien Woorden (Exodus 20:1-17).
De overeenkomst tussen het Joodse en het christelijke Pinksterfeest
Pinksteren is afgeleid van het Griekse woord voor vijftig ‘pentakosta’. Zowel het Joodse als het christelijke Pinksterfeest heeft vijftig dagen na het Joodse en het christelijke Paasfeest plaats. Voor Joden en christenen is het Pinksterfeest het feest van de oogst, voor christenen in de zin van ‘een geestelijke oogst’.
Op het Joodse Pinksterfeest vond te Jeruzalem in het jaar 33 de uitstoring van de Heilige Geest, de Trooster (Johannes 14:26), plaats. Op die dag werd het begin, de eerstelingen, van ‘Gods oogst’ binnengehaald: drieduizend mensen! (Handelingen 2:41) Daarna, al bijna tweeduizend jaar lang, volgde een zéér rijke oogst van mensen. Zij geloven in de Here Jezus, de Zoon van God. Eveneens geloven en belijden zij, dat Hij voor hun zonden heeft geleden en is gestorven op het kruis van Golgotha, is begraven en op de derde dag opgewekt uit de dood door de kracht en majesteit van God de Vader.
De Here Jezus leeft en schenkt eeuwig leven in eeuwige heerlijkheid (Johannes 11:25 en 26, Lucas 23:43). Deze oogst duurt voort tot de dag, dat de Here Jezus wederkomt op de wolken en elk oog Hem zal zien (Handelingen 1:11, Matteüs 24:30). Wat een dag zal dat zijn…!
Reageren? Zie contact.