Deze is Mijn Zoon - Corry B. Brauckman

Title
Ga naar de inhoud
                   
Viering
voor de Stille Week en het Paasfeest
(Door het coronavirus is deze viering anders)


Titel: Deze is Mijn Zoon, de Geliefde, hoort naar Hem! (Marcus 9:7b)
         © Tekst:  Corry B. Brauckman

Schriftlezing: NBG ’51 (tenzij anders vermeld)
Liederen: Uit de bundel van Joh. de Heer (tenzij anders vermeld)




De heuvel Golgotha

P A A S V I E R I N G

Stem:
Al was het vele jaren geleden, Petrus wist zich het gebeuren nog precies te herinneren (2 Petrus 1:17 en 18).
De Here Jezus had Johannes, zijn broer Jakobus en hem, een (hoge) berg opgeleid (Matteüs 17:1).
Zij zagen de verheerlijking van de Here Jezus voor hun ogen gebeuren.

’t Was stil op de berg; de Here Jezus was in gebed…
Plotseling veranderde Zijn gezicht, ook Zijn kleren. Hemelse heerlijkheid…, glorie…, majesteit… en licht… straalde van Hem. Voor een korte tijd was de Here Jezus bekleed met de heerlijkheid, die Hij bij God de Vader had voor zijn incarnatie (vleeswording). (Filippenzen 2:6 en 7)
Zie! Een wolk! Uit de wolk hoorden zij een stem zeggen: ‘Deze is Mijn Zoon, de Geliefde, hoort naar Hem!’
De traditie wijst voor deze berg, de berg Tabor aan en wordt ‘de berg van de verheerlijking’ genoemd.

Gebed:
Vader in de hemel. Ook nu willen we met een open hart vol eerbied en diep ontzag horen naar de Woorden van Uw Zoon, de Geliefde. Hij leed en doorworstelde de diepste diepte en duisternis van ons menselijk bestaan. Hij gaf Zichzelf voor ons, de in zonde gevallen mensheid, tot in de dood. Wilt U ons door de Heilige Geest helpen te horen met ons hart?

Schriftlezing: Johannes 3:16 (Herziene Statenvertaling)
Want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.

Zingen: Lied 951:1
Zo lief had God de wereld,
dat Hij Zijn eigen Zoon
gegeven heeft voor zondaars,
in ruil voor haat en hoon;
gegeven heeft voor mensen,
van ach, zo klein formaat,
voor mensen in paleizen,
voor mensen van de straat,
voor doodgewone mensen
van honderd in een rij;
zó lief had God de wereld:
zó lief had Hij ook mij.

Stem:
We gaan naar het begin. De Here God had uit het niets de hemel en de aarde geschapen (Genesis 1:1).

Schriftlezing: Genesis 1:31
En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.

Zingen: Lied 89:1 en 2
Heer, onze God, hoe heerlijk is Uw Naam,
Die U ons noemt door sterren, zon en maan.
Hemel en aarde spreken wijd en zijd,
tonen het wonder van Uw heerlijkheid.

Heer, onze God, Die aard’ en hemel schiep,
zeeën en land met macht te voorschijn riep.
Wat zijn wij, mensen, dat U aan ons denkt
en ons Uw heerlijkheid en luister schenkt?

Stem:
Het wezen van God is liefde; louter liefde (1 Johannes 4:8 en16). Zijn liefde deed Hem de mens scheppen; de kroon van Zijn schepping. Naar Zijn beeld en gelijkenis schiep Hij de mens. Hij deed hem ‘heer zijn over’ alles wat Hij had gemaakt (Genesis 1:26).  In de mooiste tuin, die de aarde ooit heeft voortgebracht, liet Hij de mens wonen en werken; de hof van Eden (Genesis 2:8 en 15).
Gods liefde eist niet, dwingt niet en kent geen eenrichtingsverkeer. Zijn liefde zet de mens geen mes op de keel, maar vraagt: wil je? Wil je Mijn liefde beantwoorden?
De mens geschapen met een vrije wil koos om niet te luisteren naar de Here God, maar naar die andere stem. Die stem die Gods woorden in twijfel trokken en sprak: ‘U zult beslist niet sterven. U zult als God zijn, kennende goed en kwaad’ (Genesis 3:4 en 5).
Satan - hij had zich in de hof van Eden vermomd in de gedaante van een slang (Genesis 3:1) - was eropuit Gods werk te vernietigen. Hij is een leugenaar en vanaf het begin een mensenmoordenaar (Johannes 8:44).
De zondeval had plaats en toch mislukte satans duivelse plan. Want God is niet een beetje God; Hij ís God! Zijn oorspronkelijke plan: een persoonlijke relatie met de mens, de kroon van Zijn schepping, was niet veranderd (1Korintiërs 1:9). Wel moest  aan de eis van Zijn heiligheid en gerechtigheid worden voldaan. In Zijn heiligheid (Leviticus 11:44) kan Hij geen gemeenschap hebben met een zondig en sterfelijk mens en in Zijn rechtvaardigheid (Psalm 116:5) kan Hij de zonde niet zomaar door de vingers zien.

Zingen: Lied 382:1
God, enkel licht,
voor Wiens gezicht
niets zuiver wordt bevonden,
ziet ons bevlekt,
met schuld bedekt,
misvormt door duizend zonden.
     
Stem:
De zondeval van de mens had tot gevolg, dat de zonde zijn intrede in de wereld deed. En door de zonde het lijden, verdriet, sterven en de dood (Romeinen 5:12).
De mens was niet meer bekleed met de heerlijkheid van de Here God. Hij was naakt en sterfelijk (Genesis 3:2-7).
De Here God zocht in Zijn Goddelijke liefde de in zonde gevallen mens op. Hij riep: ‘Waar bent u?’ (Genesis 3:9). Deze roep van de Here God klinkt tot op de dag van vandaag, ook nu.
.
Schriftlezing: Romeinen 6:23
Het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.

Zingen: Lied 836:1 (zonder refrein)
Op die heuvel daarginds
stond een ruwhouten kruis,
het symbool van vervloeking en schuld.
Maar dat kruis werd de mens
tot het kostbaarst kleinood,
daar Gods wet aan dat hout werd vervuld.

Stem:
De eis van Gods heiligheid en rechtvaardigheid…?
De Raad van God had voor de grondlegging van de wereld bepaald:
                             ‘Zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving’ (Hebreeën 9:22).
In het bloed is het leven van het lichaam. De Here God gaf ‘het bloed’ op het altaar ter verzoening (Leviticus 17:11). Niet het bloed van zondige mensen; de Here God vraagt geen menselijke offers; toen niet, nu niet en in de toekomst niet. Elk menselijk offer is Hem een gruwel en een groot kwaad in Zijn ogen (Deuteronomium 18:10 en 12a).
Bovendien door de erfzonde heeft de mens ‘zondig’ bloed; de mens die sterft, sterft lichamelijk voor zijn eigen zonden (Genesis 3:19). De ziel en geest van de mens kunnen niet sterven; ze zijn onstoffelijk. De Here God blies Zijn levensadem in de neus van de mens (Genesis 2:7).
Rein, heilig, zondeloos Bloed was nodig om de zonde te verzoenen.

Zingen: Lied 571:1 (zonder refrein)
O, liefde Gods, oneindig groot,
ver boven ons verstand,
die zondaars weer een weg ontsloot
naar ’t hemels Vaderland!
Daartoe zond God van ’s hemelstroon
tot ’s mensen heil Zijn een’ge Zoon.
Ja! Amen, ja! Op Golgotha
vond ’t mensdom weer genâ.

Vóór de grondlegging van de wereld was Gods enige Zoon, de Here Jezus, gekend als ‘het Lam van God, dat geslacht is’ (1 Petrus 1:19 en 20, Openbaring 13:8). Hij sprak: ‘Zie, hier ben Ik - in de boekrol staat van Mij geschreven - om Uw wil, o God, te doen (Hebreeën 10:7, Psalm 40:7-9).
Het Bloed van Gods enige Zoon - het Bloed van het onberispelijk en vlekkeloos Lam van God - was nodig om de zonden (= vrucht van de zonde) te verzoenen (1 Petrus 1:18, 1 Johannes  1:7b).

Zingen: Lied 912:1
Van U wil ik zingen,
Wie d’ engelen omringen,
al juichend getuigend
Uw goedheid, Heer.
‘k Wil loven en danken
met woorden en klanken
en prijzen Uw goedheid
en liefde steeds meer.

Schriftlezing: Galaten 4:4
Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw, geboren onder de wet.

Stem:
Zeven eeuwen voor de incarnatie (vleeswording) van Gods enige Zoon had de profeet Micha Zijn geboorteplaats voorzegd: Betlehem! (Micha 5:1)
Voor het Vaderhart van de Here God en voor de engelen betekende Zijn komst naar de aarde een lege plaats in de hemel; de transcendente (onzichtbare) wereld van de Here God.
Vanaf de menswording van de Here Jezus - vlees en bloed nam Hij aan (Hebreeën 2:14; 10:5) - vernederde Hij zich. Zijn Godheid en heerlijkheid legde Hij af (Filippenzen 2:7).  Aan de mensen gelijk geworden, had Hij menselijke eigenschappen, maar geen zondenatuur. Hij was/is de Zondeloze (2 Korintiërs 5:21a, 1 Petrus 2:22 en 23).
In een Joods gezin groeide Hij op als Jood (= Godlover, Genesis 29:35, Psalm 122:4b).

Zingen: Lied 999:1
Hij kwam bij ons, heel gewoon,
de Zoon van God als mensenzoon.
Hij diende ons als een knecht
en heeft Zijn leven afgelegd.
Refrein:  Zie onze God, de Koningknecht
 Hij heeft Zijn leven afgelegd.
 Zijn voorbeeld roept om te dienen ied’re dag,
 gedragen door Zijn liefd’ en kracht.

Stem:
De Here Jezus - Zoon van God en Zoon van de mensen - is de uniekste Persoon, Die ooit op aarde heeft geleefd, gewoond en gewerkt.
Op dertigjarige leeftijd begon Hij in het openbaar het werk, waarvoor de Here God Hem naar de aarde had gezonden (Johannes 5:36; 17:4). Drie jaar later vond de climax plaats: het geven van Zijn rein, smetteloos en kostbaar leven, als het Lam van God.
In de hof van Eden had de zondeval van de mens plaats en deed de dood zijn intrede in de wereld. Eeuwen later, in een andere tuin, de hof van Getsemane, begon het lijden van de Here Jezus tot de dood aan het kruis van Golgotha.

Zingen, Lied 487:1 en 2
Leer mij, o Heer, Uw lijden recht betrachten,
in deze zee verzinken mijn gedachten;
o liefde, die om zondaars te bevrijden,
zo zwaar moest lijden!

‘k Zie U, God zelf, in eeuwigheid geprezen,
tot in de dood als mens gehoorzaam wezen,
in onze plaats gemarteld en geslagen,
de zonde dragen.

Stem:
Niemand wil sterven, ook de Here Jezus niet. In de hof van Getsemane horen wij Hem bidden.

Schriftlezing: Matteüs 26:39 en 44b
(…) en Hij wierp Zich met het aangezicht ter aarde en bad, zeggende: Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat deze (lijdens)beker Mij voorbijgaan; maar niet gelijk Ik wil, maar gelijk U wilt.
En Hij bad voor de derde keer, opnieuw dezelfde woorden sprekende.
     
Gebed:
Vader in de hemel. Het overgeven van de wil van Uw Zoon, onze Here Jezus, aan U is zo diep. Help ons om Hem ook hierin te volgen, zodat Uw wil ook in ons leven de eerste plaats inneemt?

Stem:
Wie kan bevatten hoe groot de toorn van de Here God is om de zonden, wereldwijd, door alle eeuwen heen? Niemand, behalve Hij die de toorn van de Here God om onze zonden gedragen heeft: de Here Jezus.
In deze viering willen wij naar Zijn Woorden horen, in het bijzonder gesproken tijdens de laatste uren van Zijn lijden en sterven.

Zingen: Lied 600:1
O Jezus, mijn troost, o Jezus, mijn kracht!
Des Vaders wil hebt U volbracht;
vanuit de hemel neergedaald,
hebt U voor mij ’t rantsoen betaald!
O Jezus, mijn troost, o Jezus, mijn kracht!

Schriftlezing: Lucas 22:47 en 48
(…), zie, daar kwam een schare en hij, die Judas genoemd werd, één van de twaalven, liep voor hen uit en hij naderde (de Here) Jezus om Hem te kussen.
En (de Here) Jezus zei tot hem: Judas, verraadt u de Zoon van de mensen met een kus?

Stem:
Een kus! Het teken van vriendschap, genegenheid en liefde misbruikte Judas als teken van verraad. Deze ‘Judas-kus’ verwondde het hart (innerlijk) van de Here Jezus. Laten we toch niet vergeten: ook de pijn van het verraad, droeg Hij om het vele verraad, door alle eeuwen heen, wereldwijd, tot op de dag van vandaag (Jesaja 53:4).
Wie kan deze innerlijke pijn beter helpen dragen en tevens ondersteunen en troosten dan de Here Jezus? Hij kent de pijn van het verraad.

Stem:
Tegen de schare, die was gekomen om de Here Jezus gevangen te nemen, horen wij Hem zeggen: ‘Wie zoekt U?’
Deze schare bestond uit soldaten, dienaren van de overpriesters en Farizeeën (de theologen van die tijd). Zij hadden lantaarns, fakkels en wapens bij zich.
De Here Jezus trad de schare niet tegemoet met wapens, maar met de woorden: ‘Ik ben het’. Ofwel: Ik ben (Exodus 3:14).

Schriftlezing: Johannes 18:6
Toen Hij dan tot hen zei: Ik ben het, deinsden zij terug en vielen ter aarde.

Stem:
Wie meent de Zoon van God en Zoon van de mensen zomaar, zonder meer, gevangen te kunnen nemen vergist zich zeer. De schare! Zie, ze lag te spartelen op de grond.

Zingen: Lied 689:1
Wij hebben een machtige Heiland,
Die nimmer de Zijnen vergeet.
Laat ons van zijn goedheid niet zwijgen,
opdat een ieder het weet!
Refrein:  Zorg toch, dat ieder het weet!
 Zorg toch, dat ieder het weet!
 Wij hebben een machtige Heiland,
 zorg toch dat ieder het weet!

Stem:
Voordat de Here Jezus Zich gevangen liet nemen, toonde Hij nog eenmaal Zijn goddelijke almacht, maar niet ten dienste van Zichzelf.
Petrus trok zijn zwaard en sloeg Malchus het oor af. In Zijn liefde en almacht genas de Here Jezus het oor van Malchus, de slaaf van de hogepriester (Lucas 22:51).
We horen Hem tegen Petrus zeggen.

Schriftlezing: Matteüs 26:52-54
Breng uw zwaard weer op zijn plaats, want allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen. Of meent u, dat Ik mijn Vader niet kan aanroepen en Hij zal Mij terstond meer dan twaalf legioenen engelen* terzijde stellen? (* Een legioen engelen is vijf- à zesduizend engelen.)
Hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, die zeggen, dat het aldus moet geschieden?

Stem:
De Here Jezus sprak tot hen, die Hem gevangennamen en boeiden, onder meer de woorden: ‘Dit is uw ure en de macht van de duisternis’ (Lucas 22:53b).

Stem:
Als het duister is of wordt in uw/jouw leven? De Here Jezus voelt met u/jou mee. Hij kan en wil helpen dragen en op Zijn manier uitkomst geven. Vraag het Hem maar.

Stem:
Die nacht stond de Here Jezus drie keer terecht voor de leden van het Sanhedrin; het hoogste bestuurs- en rechtscollege van Israël (Johannes 18:13, Matteüs 26:57; 27:1). Hij zweeg. Op de vele valse beschuldigingen reageerde Hij ook niet.
Kajafas, de hogepriester, plaatste de Here Jezus onder ede om Hem aan het praten te krijgen.

Schriftlezing: Matteüs 26:63b
En de hogepriester zei tot Hem: Ik bezweer U bij de levende God, dat U ons zegt, of U bent de Christus, de Zoon van God.

Stem:
Hoor! Nu antwoordde Hij, Die geen zonde kent en altijd van de waarheid getuigt, wel.

Schriftlezing: Marcus 14:62
En (de Here) Jezus zei: Ik ben het, en u zult de Zoon van de mensen zien, gezeten aan de rechterhand van de Macht en komende met de wolken van de hemel.

Stem:
In de oren van het Sanhedrin klonken deze Woorden als godslastering, waar de doodstraf door steniging op staat (Leviticus 24:16, Marcus 14:63 en 64).

Zingen: (melodie: Joh. de Heer, Lied 487)
O allerheiligst, onuitspreeklijk wonder:
de Rechter zelf gaat aan het recht ten onder.
O wreed geding; wie kan geheel doorgronden
de vloek der zonden.
Uit: Liedboek 1973, Gezang 177:3
     
Stem:
Door de eeuwen heen staan onschuldige mensen voor een rechtbank en worden ter dood veroordeeld. De gevoelens van al deze onschuldigen kent de Here Jezus. Hij wil bij hen zijn en dragen over de dood heen.

Stem:
Het Sanhedrin besloot de door hen ter dood veroordeelde Man uit Galilea voor de Romeinse rechtbank te brengen. Pontius Pilatus, de Romeinse stadhouder, vond geen schuld in Hem. Koning Herodes Antipas vond ook geen schuld in Hem. Wel smaadde en bespotte de koning met zijn krijgsmacht Hem. Ze deden Hem ook een schitterend spotkleed om en zonden Hem als een ‘bespottelijk Persoon’ terug naar Pilatus (Lucas 23:6-12 en 15).
De smaad en spot verwondde het innerlijk van de Here Jezus. Ook deze innerlijke pijn droeg Hij om het vele smaden, honen en bespotten, door alle eeuwen heen, wereldwijd, tot op de dag van vandaag.
Hij kan en wil helpen dragen, ondersteunen en troosten wie bespot, gehoond en belachelijk gemaakt worden.
          
Zingen: Lied 994:2
Zie hoe de Man van smarten lijdt
eenswillend toch met God,
met welk een eindeloos geduld
verdraagt Hij smaad en spot.
Refrein: Ja, ik geloof, ja, ik geloof,
 dat Jezus voor mij stierf
 en dat Hij aan het smaad’lijk kruis
 mijn eeuwig heil verwierf.

Stem:
Voor de 2e keer stond de Here Jezus terecht voor Pilatus, de vertegenwoordiger van het Romeinse recht. Opnieuw vond hij geen schuld in Hem.

Schriftlezing: Lucas 23:15b en 16
En zie, er is niets door Hem bedreven, dat de dood verdient. Ik zal Hem dus geselen en dan loslaten.

Stem:
Na de geseling werd de Here Jezus door de Romeinse soldaten bespot.

Schriftlezing: Matteüs 27:27-30
Toen namen de soldaten van de stadhouder (de Here ) Jezus mede naar het gerechtsgebouw en riepen de hele afdeling bij Hem samen.
En Zij trokken Hem zijn kleren uit en deden Hem een scharlaken mantel om; ook vlochten zij van doornen een kroon en zetten die op Zijn hoofd en gaven Hem een riet in Zijn rechterhand. Toen vielen zij voor Hem op de knieën en spotten, zeggende: Wees gegroet, u Koning van de Joden!
En zij spuwden naar Hem en namen het riet en sloegen Hem ermee op het Hoofd.

Zingen: Liedboek 1973, Gezang 183:1, 2 en 6
O Hoofd vol bloed en wonden,
bedekt met smaad en hoon,
o Hoofd zo wreed geschonden,
Uw kroon een doornenkroon,
o Hoofd eens schoon en heerlijk
en stralend als de dag,
hoe lijdt U nu zo deerlijk!
Ik groet U vol ontzag.

O Hoofd zo hoog verheven,
o Goddelijk gelaat,
waar werelden voor beven,
hoe bitter is Uw smaad!
U, eens in ’t licht gedragen,
door engelen omstuwd,
wie heeft U zo geslagen,
gelasterd en gespuwd?

Wanneer ik eens moet heengaan,
ga U niet van mij heen,
laat mij dan niet alleen gaan
niet in de dood alleen.
Wees in mijn laatste lijden,
mijn doodsangst, mij nabij.
O God, sta mij terzijde,
Die lijdt en sterft voor mij.
Uit: Liedboek 1973, Gezang 183:1, 2 en 6

Stem:
Na de geseling stond de Here Jezus voor de 3e keer voor Pilatus. Hij sprak tot het volk: ‘Zie, de mens!’ Bang voor een volksoproep gaf Pilatus de Gegeselde over om gekruisigd te worden (Johannes 19:1-16a).

Schriftlezing: Lucas 23:33a
En toen zij aan de plaats gekomen waren, die Schedel genoemd wordt, kruisigden zij Hem daar.

Stem:
De Here Jezus leed lichamelijk dezelfde helse pijnen als elke gekruisigde. En toch heeft Hij geleden zoals geen mens ooit heeft geleden of kan lijden.
Hij, Die geen zonde gekend heeft, werd op het kruis van Golgotha tot zonde gemaakt (2 Korintiërs 5:21). Als het reine, smetteloze Lam van God droeg Hij de toorn van God om de zonde (Hebreeën 9:14); voor u, jou en mij.

Zingen: Lied 128:4
Heerlijk nieuws voor iedereen,
daar is plaats bij ’t kruis.
Daar is redding, dáár alleen,
daar is plaats bij ’t kruis.
Stromen van genâ en vreê
vloeien uit Gods liefdezee;
zondaars, komt, brengt and’ren meê,
daar is plaats bij ’t kruis.

Stem:
De laatste woorden van een stervende zijn kostbaar. We willen horen naar de laatste woorden van de Here Jezus gesproken op het kruis van Golgotha; de zeven kruiswoorden.
Een Jood bad op het (kruis)hout niet. Naar de Thora was het een plaats van vervloeking (Deuteronomium 21:23, Galaten 3:13). Toch was het eerste kruiswoord van de Here Jezus een gebed.

Schriftlezing: Lucas 23:34
Vader, vergeeft het hun, want wij weten niet wat zij doen.

Stem:
Aan het begin van Zijn openbare dienst had de Here Jezus de scharen, die naar Hem kwamen luisteren, geleerd: ‘Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen’ (Matteüs 5:44). Deze regel van Zijn Koninkrijk beschermt tegen bitterheid en haat jegens vijanden en vervolgden. Ook in Zijn smartelijkste uren bracht de Here Jezus deze regel in praktijk.
Niemand vroeg de Here Jezus om vergeving. En toch bad Hij: ‘Vader, vergeef het hun.’ De motivatie tot dit gebed horen wij als Hij bidt: ‘… zij (Joden en heidenen ) weten niet wat zij doen.’ Met andere woorden: ze waren ‘geestelijk’ blind! En wij…?
Dit gebed van de Here Jezus is de vervulling van de profetie van Jesaja (Jesaja 53:12b).

Gebed:
Vader in de hemel. Mogen zij die (nog) niet geestelijk zien, geopende ogen ontvangen voor de Liefde van de Geliefde, Uw Zoon, onze Here Jezus? In Zijn Liefde leed Hij, onpeilbaar diep.

Stem:
Hoor! De Here Jezus sprak zijn tweede kruiswoord.
      
Schriftlezing: Johannes 19:26b-27
Vrouw, zie, uw zoon. Daarna zei Hij tot zijn discipel (Johannes): Zie, uw moeder.

Stem:
De harten van moeder Maria, Maria van Klopas (de zus van moeder Maria), Maria van Magdala en Johannes lieten het niet toe de Here Jezus alleen te laten in Zijn lijden. Zij stonden aan de voet van Zijn kruis. Wie liefheeft laat de ander niet alleen, als hij/zij lijdt, maar wil bij hem/haar zijn.
De Here Jezus wist dat door het hart van moeder Maria een zwaard ging, zoals ruim dertig jaar geleden de oude Simeon, geleid door de Heilige Geest, profetisch had voorzegd (Lucas 2:35a). Zij leed om Hem! Om haar Zoon die daar onder de smartelijkste pijnen aan het kruis hing om te sterven.
In Zijn lijden sprak Hij moeder Maria niet aan met ‘moeder’, maar met ‘vrouw!’ Wie meent dat dit harteloos is, vergist zich. De Here Jezus wilde ‘meer’ voor haar betekenen, dan haar oudste zoon. Hij wilde haar Redder en Verlosser zijn! Ook voor haar zonden leed en stierf Hij. ‘Eeuwig leven’ in eeuwige heerlijkheid wilde Hij ook haar kunnen schenken. Bovendien wilde Hij niet, als Hij straks gestorven, begraven, opgestaan en bij Zijn Vader in de hemel was, dat zij eenzaam zou zijn. Hij wilde dat zij als ‘moeder’ in een huisgezin werd opgenomen (Psalm 68:7a). Dat zij een zoon had, die liefdevol voor haar zorgde.
De Here Jezus wilde moeder Maria liefdevol en verzorgd achterlaten.
Johannes gehoorzaamde. Hij nam Maria vanaf dat uur bij zich in huis (Johannes 19:27b).
Hoor! De Here Jezus sprak zijn derde kruiswoord.

Schriftlezing: Lucas 23:43
Voorwaar, Ik zeg u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.

Stem:
Hooggeplaatste personen, als hogepriester Kajafas, koning Herodes Antipas en de Romeinse stadhouder Pontius Pilatus, stelden de Here Jezus vragen. Hij antwoordde hun niet. Hij zweeg (Matteüs 26:63a, Lucas 23:9, Marcus 15:4 en 5). Maar wanneer een zondaar die berouw heeft Hem vraagt, zwijgt Hij in Zijn ontfermende liefde nooit.
‘Jezus, gedenk mij, wanneer U in uw Koninkrijk komt’, vroeg de gekruisigde misdadiger naast Hem (Lucas 23:40-42).  Meer niet en dat was ook niet nodig. De gekruisigde misdadiger zag vooruit, over de lichamelijke dood heen en beleed de Here Jezus als: Hij, Die redt, de Koning en Messias, Wiens Koninkrijk zich uitstrekt over de grenzen van de dood heen.
De gekruisigde misdadiger ontving meer dan hij vroeg. Hoor maar! De Here Jezus sprak Zijn 3e kruiswoord: ‘Ik zeg u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.’
Het kruis nam de Here Jezus niet van hem af, maar uit genade (onverdiend geschenk) schonk Hij hem ‘leven!’ Eeuwig leven! Niet in de toekomst, maar dezelfde dag nog. Immers de Here Jezus antwoordde hem op zijn vraag: ‘… wanneer U in uw Koninkrijk komt’, met ‘heden!’

Zingen: Lied 809: 1 en 4
Op het Godslam rust mijn ziele,
vol bewond’ring bidt zij aan;
alle, alle mijne zonden
heeft zijn zoenbloed weggedaan.

Met de vrede Gods in ’t harte
ga ik hier door smart en strijd;
eeuw’ge rust vind ik daarboven
in des Godslams heerlijkheid.

Stem:
Het 3e kruiswoord van de Here Jezus bracht licht in de nacht van het leven van de gekruisigde misdadiger. Het wonderbaarlijke licht van: Vergeving van zonden…, vrede met God…, eeuwige liefde… en eeuwig leven! Ofwel: Een leven dat niet meer stuk kan. Leven naar ziel en geest bij zijn lichamelijke dood. En op de Grote Morgen, bij de opstanding van de doden, eeuwig leven in eeuwige heerlijkheid naar lichaam, ziel en geest.
De Here Jezus wil het geven, niet alleen aan de gekruisigde moordenaar, maar aan een ieder, die berouwvol tot Hem komt en Hem belijdt als ‘de Zoon van God’.

Stem:
Hoor! De Here Jezus sprak zijn 4e kruiswoord.

Schriftlezing: Matteüs 27:46
‘Eli, Eli, lama sabachtani?’ - ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’

Stem:
Dit gebed van de Here Jezus was geen rebellie. Het was het gebed van Hem, Die leed in de diepste Godverlatenheid terwijl Zijn hart zó intens hunkerde naar God, om God!

Stem:
De duisternis op Golgotha en omgeving (Matteüs 27:45) was een beeld van de toorn en het oordeel van God de Vader (Amos 5:20). In alle hevigheid sloeg Hij in Zijn toorn om de zonden de zonden stuk. Alle slagen (het oordeel) kwamen neer op de gekruisigde Here Jezus. De beker van de toorn van God Zijn Vader, tot de rand toe gevuld met het bitterste lijden, dronk Hij.
Het kón niet anders: God Zijn Vader moest Zich terugtrekken en Zijn Zoon, de Geliefde, beladen onder de zondeschuld van de wereld, verlaten…! Wat zal er in het Vaderhart van God de Vader zijn omgegaan...? Geen koude, kille vergelding van Zijn heiligheid en gerechtigheid, maar liefde! Eeuwige liefde voor de mensheid, verloren in schuld.

Zingen: Lied 886:2
Als ik bedenk, hoe God Zijn Zoon niet spaarde,
maar Hem deed sterven, dan is ’t mij te groot!
Hoe ’s Hemels Koning stierf voor mij op aarde,
mijn zonde boette door Zijn bitt’re dood:
Refrein: Dan zingt mijn ziel tot U,
mijn Heer, mijn Heil;
hoe groot bent U, hoe groot bent U!
Dan zingt mijn ziel tot U,
 mijn Heer, mijn Heil;
 hoe groot bent U, hoe groot bent U!

Stem:
Verlaten door God Zijn Vader…! Gods Vaderhart was voor Hem, de Geliefde, gesloten…! De eeuwige en volmaakte harmonie met God Zijn Vader was er niet meer…! Er was niets, niets meer…!
Zijn moeder had Hij weggegeven…! De zijnen hadden Hem verlaten…! De hemel was gesloten, potdicht…! Door de duisternis was contact met de natuur niet mogelijk. De gekruisigde Here Jezus had niets en niemand meer. Een eenzaamheid, zoals niemand die ooit gekend heeft of ooit zal kennen, was Zijn deel.

Zingen: Joh. de Heer, Lied 978:2
Heilig Lam van God, heilig Lam van God.
Dat de zonden der wereld droeg,
heilig Lam van God.
Jezus, Jezus, heilig Lam van God.

Stem:
Daar hing Hij, onder helse pijnen naar lichaam, ziel en geest, tussen hemel en aarde. Maar terwijl Zijn lichaam bloedde, bloeide Zijn liefde! Bloeide Zijn liefde als nooit tevoren…!
Zijn liefde voortvloeiend uit Zijn wezen (Persoon) kón Hem niet ontnomen worden. Zijn liefde maakte deel uit van Hemzelf, van Zijn wezen. Liefde voor God Zijn Vader…; liefde voor een gebroken wereld, die bloedt uit ontelbare wonden…; liefde voor de Schriften, het Woord van God…, dat eeuwig is (Jesaja 40:8) en niet gebroken kan worden; het leefde in Zijn hart…!
Het Woord weerhield Hem ervan om van het kruis af te komen. Het Woord gaf Hem, de Man van smarten (Jesaja 53:3), de moed om als het Lam van God Zich te laten slachten (Jesaja 53:7).

Stem:
De Godverlatenheid van de Here Jezus op Golgotha was zó onmetelijk diep…! We kunnen het niet begrijpen. Het gaat ons bevattingsvermogen en ons gevoelsleven ver te boven.
‘Eli, Eli, lama sabachtani?’ - ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?’ God de Vader hoorde… en verhoorde…! De drie uur durende duisternis op Golgotha maakte plaats voor het licht.
  
Stem:
Hoor! De Here Jezus sprak Zijn 5e kruiswoord.

Schriftlezing: Johannes 19:28b
Mij dorst! (Ik heb dorst!)

Stem:
Het werd licht, ook in het hart van de Here Jezus. Hij wist dat Hij, als het Lam van God, het werk had volbracht (Johannes 19:28), waarvoor Hij door God de Vader naar de aarde was gezonden (Johannes 5:36).
Hij had voor een gebroken wereld, de eis van Gods heiligheid en gerechtigheid volbracht. De weg naar Gods genadetroon lag open (Hebreeën 4:16).

Zingen: Lied 801:1
O heilig Lam van God,
U hebt op Golgotha
heerlijk getriomfeerd,
amen, halleluja!
U droeg als ’t Offerlam
ons aller zondeschuld
en hebt tot aan het kruis
Gods recht en wet vervuld.
Toen riep Uw liefdestem in onze nacht:
‘Het is volbracht! Het is volbracht!’

Stem:
Nu alles volbracht was, gaf de Here Jezus uiting aan zijn intense dorst. Hij was immers volkomen mens en had een menselijk lichaam. Hij leed onmenselijke dorst.
‘Mij dorst!’ (‘Ik heb dorst!’) Met deze woorden vervulde Hij een profetisch woord (Psalm 22:16; 69:22).
Een spons gedrenkt met zure wijn werd op een hysop(riet)stengel geplaatst en naar Zijn mond gebracht. Hij dronk…! Daarna sprak Hij zijn 6e kruiswoord.

Schriftlezing: Johannes 19:30b
Het is volbracht!

Stem:
Nu kon de Here Jezus sterven (Johannes 10:17 en 18). Door te sterven droeg Hij de zonden weg, de dood, het graf in. Zijn profetische Woorden over Zijn dood (Matteüs 20:19, Johannes 3:14; 12:24) gingen in vervulling. Voor een ieder zou Hij de dood smaken (Hebreeën 2:9b). De laatste vijand, de dood (1 Korintiërs 15:26) moest door Hem van zijn kracht worden beroofd (2 Timoteüs 1:10).
  
Zingen: Lied 657:1
Ik wil zingen van mijn Heiland,
van Zijn liefde, wonder groot,
Die Zichzelf gaf aan ’t kruishout
en mij redde van de dood.
Refrein: Zing, o zing van mijn Verlosser,
 met Zijn Bloed kocht Hij ook mij;
 aan het kruis schonk Hij genade,
 droeg mijn schuld en ik was vrij!

Stem:
Hoor! De Here Jezus sprak zijn 7e kruiswoord.

Schriftlezing: Lucas 23:46
Vader, in Uw Handen beveel Ik Mijn geest.

Stem:
De Levensvorst - Hij ‘door’ Wie en ‘tot’ Wie en ‘in’ Wie alle dingen hun bestaan hebben (Kolossenzen 1:16 en 17) ging sterven. Zijn taak was volbracht.
De Here Jezus stierf niet door uitputting of verstikking. Na Zijn Woorden: ‘Vader, in Uw Handen beveel Ik Mijn geest’ boog Hij Zijn hoofd en ‘gaf’ Zijn geest, vrijwillig in Handen van God Zijn Vader (Johannes 19:30b).

Gebed:
Vader in de hemel. Zoveel onbegrensde Liefde tot de dood! Ons verstand en onze gevoelens zijn te klein om het te bevatten. Maar we kunnen U wel eerbiedig danken, eren en aanbidden. Mag ons hart, als antwoord op Uw liefde, vol brandende liefde zijn voor Uw Zoon, de Geliefde?

Zingen: Opwekking 175
In de stilte van mijn  hart
nader ik tot U, o Heer.
In de stilte van mijn hart
kniel ik aan Uw voeten neer.
In de stilte van mijn hart
aanbid ik U als Heer,
prijs Uw Naam, prijs Uw Naam,
prijs Uw Naam steeds weer.


S t i l t e

Stem:
Een rijk en aanzienlijk man, Jozef van Arimatea (Matteüs 27:57, Lucas 23:50 en 51) haalde met toestemming van de Romeinse stadhouder Pilatus het door de vuistslagen, geseling, doornenkroning en kruisiging zo zwaar geschonden Lichaam van de Here Jezus van het kruis. Hij werd geholpen door Nikodemus. Beiden verrichtten - naar zij dachten - de laatste liefdedienst aan Hem. Zij hielden de ‘dode’ Here Jezus in hun armen…!

Stem:
In geestelijk opzicht kan het gebeuren, dat het lijkt, dat ook wij een ‘dode’ Here Jezus vasthouden. En dan…? Schuilen we bij Zijn Woord, dat kracht geeft; wonderbare kracht, overwinnings- en opstandingskracht en eeuwig leven in heerlijkheid. De situatie verandert dan (vaak) niet meteen en toch is het dan anders.
Jozef van Arimatea, Nikodemus en al Zijn volgelingen hielden zich niet vast aan Zijn Woord. Zij herinnerden zich niet, dat de Here Jezus enkele keren had gezegd: ‘… en op de derde dag zal Ik opstaan uit de dood (Matteüs 16:21; 17:22 en 23; 20:19). Hadden zij dit wel gedaan, dan hadden ze geteld en gesproken: ‘Vrijdag…! Zaterdag…! Zondag… en dan…! Dan is Hij weer bij ons…!
En wij…? Schuilen wij bij Zijn Woord?

Schriftlezing: Matteüs 27:59 en 60
En Jozef nam het Lichaam en wikkelde het in zuiver linnen, en hij legde het in zijn nieuw graf, dat hij in de rots had laten uithouwen en na een grote steen voor de ingang van het graf te hebben gewenteld, ging hij heen.

Stem:
Op de Sabbat rustte Zijn zwaar geschonden Lichaam in het graf, bestemd voor een ander, voor Jozef van Arimatea. In het verlengde hiervan: De Here Jezus rustte plaatsvervangend in het graf bestemd voor u, jou en mij…!

S t i l t e
 
Zingen: Lied 25:1 en 2
Daar juicht een toon, daar klink een stem,
die galmt door gans Jeruzalem.
Een heerlijk morgenlicht breekt aan
de Zoon van God is opgestaan.

Geen graf hield Davids Zoon omkneld,
Hij overwon, Die sterke Held!
Hij steeg uit ’t graf door ’s Vaders kracht,
Want Hij is God, bekleed met macht.

Stem:
Op de Paasmorgen geloofde niemand!
Laat na de Sabbat kochten vrouwen specerijen om haar laatste liefdedienst aan de Here Jezus te bewijzen (Marcus 16:1).
Toen de zon opging gingen zij gebroken door het smartelijke verdriet op weg naar Zijn graf. Hun liefde voor Hem deed haar gaan. Nog één keer bij Hem - de ‘dode Here Jezus’ - zijn, zo dachten zij.
Groot was hun schrik toen zij zagen: Het graf is open! Wat was er gebeurd…?

Zingen: Lied 496:1 en 3
Christus, onze Heer verrees, halleluja!
Heil’ge dag na angst en vrees, halleluja!
Die ten dode ging aan ’t kruis, halleluja,
bracht ons in Gods vrijheid thuis, halleluja!

Maar Zijn lijden en Zijn strijd, halleluja,
heeft verzoening ons bereid, halleluja!
Nu is Hij der heem’len Heer, halleluja!
Eng’len juub’len Hem ter eer, halleluja!

Schriftlezing: Matteüs 28:1-4
Laat na de Sabbat, tegen het aanbreken van de eerste dag van de week, ging Maria van Magdala en de andere Maria het graf bezien.
En zie, er kwam een grote aardbeving, want een engel van de Here daalde uit de hemel neer en kwam nader, en hij wentelde de steen weg en zette zich daarop. Zijn uiterlijk was als een bliksem en zijn kleding wit als sneeuw.

Stem:
De vrouwen bij het graf gekomen, gingen het graf binnen.

Schriftlezing: Lucas 24:3-8
En toen zij er (het graf) ingegaan waren, vonden zij het Lichaam van de Here Jezus niet. En het geschiedde, terwijl zij daarover in verlegenheid waren, dat, zie twee mannen in een blinkend gewaad bij haar stonden. En toen zij zeer verschrikt werden en haar aangezicht ter aarde neigden, zeiden dezen tot haar: Wat zoekt u de Levende bij de doden? Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt. Herinnert u, hoe Hij, toen Hij nog in Galilea was, tot u gesproken heeft, zeggend, dat de Zoon van mensen moest overgeleverd worden in handen van zondige mensen en gekruisigd worden en ten derden dage opstaan. En zij herinnerden zich Zijn woorden.

Zingen:Lied 845:1
Wees gegroet, gij Eersteling der dagen,
Morgen der verrijzenis,
bij Wiens licht de macht der hel verslagen
en de dood vernietigd is!
Here Jezus, Trooster aller smarten,
Zon der wereld schijn in ons harten,
deel ons zelf de voorsmaak meê
van der zaal’gen sabbatsvreê!

Schriftlezing: Matteüs 28:8-10a
En zij (de vrouwen) gingen terstond weg van het graf, met vrees en grote blijdschap, en liepen haastig voort om het Zijn discipelen te berichten. En zie, (de Here) Jezus kwam haar tegemoet en zei: Weest gegroet. Zij naderden Hem en grepen Zijn voeten en zij aanbaden Hem. Toen zei (de Here) Jezus tot haar: Weest niet bevreesd. Gaat heen en bericht mijn broeders.

Zingen: Lied 45a:1, 2 en 3
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
Uit een blinkend stromen,
daald’ een engel af,
heeft de steen genomen
van ’t verwonnen graf.
U zij de glorie, opgestane Heer!
U zij de victorie, nu en immermeer.
     
Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer!
Hij brengt al de Zijnen in Zijn armen weer.
Weest dan volk des Heren, blijd’ en welgezind,
en zegt telkenkere: Christus overwint!
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, nu en immermeer.

Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft,
die mij heeft genezen, die mij vrede geeft?
In Zijn godd’lijk wezen, is mijn glorie groot,
niets heb ik te vrezen in leven en dood.
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, nu en immermeer.

Stem:
Teruggekeerd van het graf vertelden de vrouwen aan de elven en aan al de anderen: De Here Jezus leeft! Maar zij vonden het ‘zotteklap!’ (Lucas 24:9 en 11) Dwaas gepraat! Krankzinnig gepraat!  
Niet zo heel lang bleven zij zo denken. ’s Avonds verscheen de opgestane Here Jezus - Hij Die dood en graf overwon - aan hen!
                                                                                                                                                  
Schriftlezing: Johannes 20:19 en 20
Toen het dan avond was op die eerste dag van de week en ter plaatse, waar de discipelen zich bevonden, de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam (de Here) Jezus en stond in hun midden en zei tot hen: Vrede zij u! En na dit gezegd te hebben toonde Hij hun Zijn handen en Zijn zijde. De discipelen dan waren verblijd, toen zij de Here Jezus zagen.  

Zingen: 431a:1, 3 en 4
Jezus leeft en wij met Hem:
dood, waar is uw schrik gebleven?
Jezus leeft en Zijne stem
roept ook ons eens weer tot leven,
zal ons eens met eer bekleên:
dit is onze troost alleen!

Jezus leeft, dit is gewis:
waar ons pad ook heen moog’ leiden,
zelfs geen macht der duisternis,
niets kan ons van Jezus scheiden.
‘t Steunen op Zijn mogendheên:
dit is onze troost alleen!

Jezus leeft, nu is de dood
ons een ingang tot het leven.
Welk een rust in stervensnood
zal dit woord ons harte geven.
U, o Heiland, U alleen,
U bent onze troost alleen!

Schriftlezing:  Johannes 20:20
(De Here) Jezus dan zei nogmaals tot hen: Vrede zij U! Gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.

Stem:
Al 20 eeuwen wordt wereldwijd het Paasevangelie - de blijde boodschap: De Here Jezus leeft! - gebracht. Wat is uw, jouw en mijn antwoord op dit Evangelie…?

Zingen: (Slot)Lied 113:1, 3, 4 en 5
Ik weet, dat mijn Verlosser leeft.
Dit is het, wat mij troost hier geeft.
Hij leeft, die voor mij stierf.
Hij leeft! Dit maakt mij altijd blij.
Hij leeft! Mijn Heiland, die voor mij
een levenskroon verwierf.

Refr. Hij leeft! Hij leeft!
Ik weet, dat mijn Verlosser leeft,
Hij leeft! Hij leeft!
Ik weet, dat mijn Verlosser leeft.

Hij leeft! Verrezen uit het graf!
Hij leeft! Die ’t leven voor mij gaf!
Ik zing van Hem, Die leeft.
Hij leeft, Die mij zo teer bemint.
Hij leeft! Die mij, Zijn dierbaar kind,
het eeuwig leven geeft.

Refr. Hij leeft! Hij leeft!

Hij leeft! Waar Hij ons plaats bereidt.
Haast komt Hij weer in heerlijkheid.
Dit geeft tot juichen stof.
Wat vreugd’ is die verzeek’ring mij,
dat mijn Verlosser leeft voor mij;
Zijn naam zij eeuwig lof.

Refr. Hij leeft! Hij leeft!

U, die nog niet voor Jezus leeft,
neemt aan het leven, dat Hij geeft.
Geen leven zonder Hem!
Hij leeft! Hij roept u: ‘Komt tot Mij!’
Hij leeft! O, vlucht nu aan Zijn zij,
dan leeft ook u voor Hem.

Refr. Hij leeft! Hij leeft!


Persoonlijk gebed


Een gezegend Paasfeest 2020

Terug naar de inhoud